Wet Uitfasering Pensioen in Eigen Beheer levert geen recht op conversie op

Rechtbank Oost-Brabant heeft zich recentelijk uitgelaten over de vraag of in het kader van de Wet Uitfasering Pensioen in Eigen Beheer de vereveningsgerechtigde aanspraak kan maken op conversie om daarna een eigen keuze te kunnen maken in het kader van de wet.

 

Wat was er aan de hand? Partijen zijn reeds in 2005 gescheiden. De man is directeur-grootaandeelhouder en heeft pensioen in eigen beheer opgebouwd. In 2007 en 2008 wordt in eerste en tweede aanleg geprocedeerd over de vraag of de man over moet gaan tot het afstorten van de aan de vrouw toekomende rechten. De Rechtbank heeft geoordeeld dat een bankgarantie volstaat en in hoger beroep wordt geprocedeerd over de hoogte van deze bankgarantie. In 2015 maakt de vrouw opnieuw aanspraak op afstorting.

 

In eerste instantie vordert zij in de procedure afstorting van de commerciële waarde, dan wel een bankgarantie voor datzelfde bedrag. Middels een aantal eis wijzigingen, mede in het kader van de Wet Uitfasering Pensioen in Eigen Beheer, vordert de vrouw conversie, waarbij de conversiewaarde bepaald kan worden op de fiscale waarde van de aan de vrouw toekomende aanspraken. Deze fiscale waarde moet vervolgens omgezet worden in een oudedagsverplichting, zo vordert de vrouw. Vervolgens wordt dit bedrag betaalbaar gesteld aan de door de vrouw opgerichte pensioen b.v., welke vennootschap de oudedagsverplichting aan de vrouw gaat uitkeren.

 

De man maakt bezwaar tegen de door de vrouw gevorderde conversie. De Rechtbank oordeelt hierover als volgt. Allereerst is de Rechtbank van mening dat de vordering tot het verplicht mee laten werken aan conversie met grote terughoudendheid moet worden beoordeeld. Uit jurisprudentie tot op heden blijkt dat de aanwezigheid van gestelde bijzondere omstandigheden onvoldoende reden waren om conversie afdwingbaar te maken. Hoewel een wetswijziging als de Wet Uitfasering Pensioen in Eigen Beheer een bijzondere omstandigheid is, die verder gaat dan de omstandigheden in de jurisprudentie tot op heden, is ook de wet onvoldoende om tot een verplichte conversie te komen.

 

De Rechtbank overweegt verder dat conversie een technische omzetting van aanspraken is, die gevolgen heeft voor beide voormalige partners, waarbij met name sprake is van een (financiële) verandering in de (toekomstige) aanspraken van de man, waarop hij zich niet heeft kunnen voorbereiden. Om die reden is conversie ook als mogelijkheid in de Wet VPS opgenomen, nadat partners hierover overeenstemming hebben bereikt. Het is geen recht van een van beide partners. Het voert dan ook, volgens de Rechtbank, te ver om de gevolgen van de conversie voor rekening van de man te laten komen. Toewijzing van de gevorderde conversie is dan ook niet redelijk en billijk.

 

Hoewel conversie een oplossing kan zijn, indien beide (voormalig) partners een andere keuze willen maken in het kader van de Wet Uitfasering Pensioen in Eigen Beheer, blijkt uit deze uitspraak, dat conversie niet op grond van die wet door een van de beide partners afgedwongen kan worden. Dit lijkt ook nog altijd in lijn met de Wet VPS, waarin verevening als standaard is opgenomen en conversie een mogelijkheid waarover partijen overeenstemming moeten gebruiken. (Rechtbank Oost-Brabant, 20 september 2017, C/01/291668 / HA ZA 15-236).

 

Bron: www.pensioenweblog.nl.