Uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 17-04-2018 (datum publicatie 19-04-2018).
Een ex-echtgenote vordert 30 jaar na de echtscheiding alsnog een deel van het pensioen van haar ex-man. Ook tussen gewezen echtgenoten geldt het beginsel van redelijkheid en billijkheid. De gevolgen van het niet weten van de mogelijkheid tot verdeling kunnen niet in zijn geheel op een van beiden worden afgewenteld. Partijen moeten ieder een deel hiervan voor hun rekening nemen.
X (geboren in 1938) en Y (geboren in 1940) trouwden in 1964. Het huwelijk strandde en de echtscheiding werd op 2 januari 1985 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. X bouwde tijdens het huwelijk met Y pensioenrechten op bij het ABP. Deze pensioenrechten zijn nooit verdeeld of verevend. Y maakt in 2015 aanspraak op de helft van het opgebouwde ouderdomspensioen, tot aan de datum van echtscheiding. De rechtbank Midden-Nederland oordeelde in 2016 dat de pensioenaanspraken die X opbouwde voorafgaande aan 2 januari 1985 aan hem toekomen en dat X - zolang partijen in leven zijn- aan Y een bedrag moet betalen van € 97,- bruto per maand, ingaande 1 februari 2015.
X stelt in hoger beroep dat de rechtbank ten onrechte oordeelde dat onvoldoende is gesteld of gebleken dat er sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor bij hem het gerechtvaardigde vertrouwen is gewekt dat Y geen aanspraak meer zou maken op verdeling van de pensioenrechten. Y stelt daar tegenover dat beide partijen de boedelverdeling hebben laten liggen. Daarnaast stelt X dat de rechtbank ten onrechte heeft aangenomen dat geen sprake is van onredelijke benadeling van hem als Y alsnog haar aanspraak op verdeling van pensioenrechten geldend maakt. Y voert daartegen aan dat de rechtbank X tegemoet kwam door te bepalen dat hij niet een grote som ineens hoefde te betalen.
Het hof stelt vast dat beide partijen nooit hebben nagedacht over verdeling van de pensioenrechten en van de mogelijkheid daartoe niet hebben geweten. Y kwam hier pas achter toen haar schoondochter daar een opmerking over maakte. X bestrijdt dit niet. De vraag ligt voor wiens rekening de gevolgen van deze onwetendheid komen. Volgens het hof geldt ook tussen gewezen echtgenoten het beginsel van redelijkheid en billijkheid. Het hof is van oordeel dat de gevolgen van het niet-weten niet in zijn geheel op X of op Y kunnen worden afgewenteld. Partijen zullen ieder een deel hiervan voor hun rekening moeten nemen. Het hof bekrachtigt de conclusie van de rechtbank dat geen sprake is van een onredelijke benadeling of verzwaring van de positie van X als Y alsnog haar aanspraak op verdeling van de pensioenrechten geldend maakt. Hetgeen neerkomt op een uitkering van € 97 per maand vanaf 1 februari 2015.
Lees de volledig uitspraak: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHARL:2018:3623