Stichting pensioenfonds moet partnerpensioen afstorten bij echtscheiding

Man en mevrouw zijn in 1992 gehuwd na het maken van huwelijkse voorwaarden. In de huwelijkse voorwaarden is opgenomen dat bij echtscheiding geen verrekening van het ouderdomspensioen zal plaatsvinden. De man is directeur grootaandeelhouder (DGA) van een BV. Op enig moment heeft de BV de pensioenaanspraken overgedragen aan een Stichting Directiepensioenfonds. In 2009 wordt het huwelijk  door echtscheiding ontbonden. Mevrouw vordert herverzekering bij een professionele verzekeraar van het bijzondere partnerpensioen.

 

Het hof constateert dat er in feite sprake is van een pensioen in eigen beheer. Volgens de Hoge Raad moet bij de vraag of de partner overdracht van het pensioenkapitaal kan eisen gelet worden op alle omstandigheden van het geval. Hoewel zowel de man als de huidige bestuurder van de pensioenstichting verklaren dat het bestuur van de stichting volledig onafhankelijk is, is het Hof van oordeel dat pensioen in de voorliggende vorm in beginsel risicovoller is dan pensioen dat is ondergebracht bij een externe pensioenverzekeraar. Volgens het Hof kunnen in dit geval de eisen van de redelijkheid en billijkheid meebrengen dat tot afstorting moet worden overgegaan.

 

Omdat de stichting na overdracht van de volledige koopsom van het bijzonder partnerpensioen niet voldoende vermogen over heeft om het ouderdomspensioen te betalen, komt het Hof met de leer van de “post relationele solidariteit”. Een en ander komt erop neer dat het Directie pensioenlichaam het bijzonder partnerpensioen kan afstorten tegen de fiscale waarde.

 

Lees de volledige uitspraak: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHSHE:2019:384.